“De dood heeft altijd mijn hand vastgehouden en mij vergezeld op mijn levenspad. Misschien wel vanaf mijn ongewenste geboorte, maar zeker in de tijd dat ik verpleegkundige was. Hij en ik voeren al mijn hele leven gesprekken over hetzelfde thema waar ook Coöperatie Laatste Wil zich mee bezighoudt. Thema’s die ongetwijfeld ook in de huiskamergesprekken aan de orde komen. Mag een mens sterven als hij of zij daar naar verlangt? De oude mensen, die voor de zoveelste keer doodziek binnenkwamen in het ziekenhuis in mijn leerlingentijd en ook daarna, verzuchtten vaak als ze weer werden opgepept met zuurstof, infusen, reanimaties: waarom mag ik niet gewoon rustig sterven, zuster? Van de Dood mag het en van mij ook, zei ik dan, maar dan moet ú ervoor zorgen dat uw vrouw niet de dokter of de ambulance belt.
In pakweg vijftig jaar is er niet veel veranderd. Nog steeds mag de mens niet zelf beschikken, niet van gelovigen, niet van dokters, niet van familie, niet van de politiek. En van de coöperatie? Gedwongen door de ontstane heksenjacht op ‘hulp bij zelfdoding’ moeten we het nog steeds doen met huiskamergesprekken. Intussen wordt het recept dat het mogelijk maakt om het zelfgekozen einde te verwerkelijken, zorgvuldig geheimgehouden. Nieuwsbrief na nieuwsbrief staat vol met artikelen en getuigenissen van mensen die al jarenlang proberen een legale manier te vinden om op een zelfgekozen tijdstip waardig en humaan te sterven. Ook de pers en media wijden geregeld artikelen en programma’s aan deze zaak. Pro en contra buitelen over elkaar heen en het lijkt wel of er steeds meer verharding en tweedeling over dit onderwerp ontstaat.
Mijn leven lang wordt de discussie over een zelfgekozen dood al gevoerd, maar nog steeds is en blijft het ‘a hell of a job’ om er op een waardige en humane wijze uit te stappen en/of iemand hierbij te helpen zonder met justitie in aanraking te komen. De Dood en ik begrijpen dat niet omdat deze houding op grove wijze voorbijgaat aan elke redelijkheid en elk gevoel, die de grondslag zijn voor leven en sterven gebaseerd op eigen verantwoordelijkheid. Begrijp me niet verkeerd; ik waardeer de niet-aflatende pogingen van de coöperatie zeer, maar het schrijven van beleidsstukken leidt in veel gevallen niet tot de gewenste praktijk: het verkrijgen van een legaal middel om te kunnen sterven, zonder daarmee een ander te belasten. Gelukkig heb ik de Dood als gesprekspartner, die zegt: ‘Wees gerust, als je eraan toe bent vind je een weg en een middel, en ik sta je bij. Maar doe dat vóórdat je dement wordt, want anders ben je aan de Goden en de Demonen overgeleverd. En eh, vergeet niet dat je een zeer waardevol verdienmodel bent voor de medische en farmaceutische industrie; díe laten je echt niet zomaar gaan.’
Ik heb een zelf geregisseerde dood van dichtbij meegemaakt. Een vrouw die me zeer lief was, zei dat ze naarmate ze ouder werd en de diagnose dementie zou worden gesteld zij ‘eruit zou stappen’. Daar was ze heel beslist in. Op 85-jarige leeftijd voegde zij de daad bij het woord en kon op een zachte en waardige wijze sterven. Ook omdat de betrokken artsen haar wens respecteerden en begrepen en de familie haar liefdevol steunde. Dat was niet alleen haar geluk, maar ook haar vastberadenheid en zorgvuldige voorbereiding in de jaren daarvoor, geestelijk én praktisch, haar moed en de overgave aan de dood, zonder angst. Het nemen van de verantwoordelijkheid voor eigen leven én sterven. Zij is voor mij een lichtend voorbeeld.
Mijn vader werd geteisterd door COPD, een chronische longziekte en heeft uiteindelijk de door hem gewenste zachte dood gekregen in een hospice. Na drie jaar soebatten en vele verblijven in het ziekenhuis waar hij weer werd opgepept. De huisarts had bij de zoveelste crisis geregeld dat hij terechtkon in een hospice. De ambulancemedewerkers brachten hem toch naar het ziekenhuis. Op het verweer van mijn vader dat hij naar het hospice moest, kreeg hij te horen dat dit de regel was. De artsen deden waarvoor ze volgens Hippocrates op aarde zijn: infuus, medicatie, zuurstof, enzovoort. Mijn vader zei dat hij dood wilde en naar het hospice mocht. Hij belde de huisarts en werd de volgende dag getransporteerd naar het hospice. Daar werd hij op liefdevolle wijze ontvangen en op een prachtige manier begeleid. Hij werd serieus genomen en mocht zijn eigen moment kiezen om te sterven. Met mijn zus regelde hij zijn afscheid en twee dagen later was hij er klaar voor. Hij stierf als een gelukkig mens.
De laatste tijd zie ik dat (huis)artsen onder druk worden gezet door politieke en christelijke overtuigingen om zeer terughoudend te zijn met euthanasie. Zeker als dementie een rol speelt. Steeds meer welwillende artsen geven aan dat ze, behalve met de juridische implicaties, ook worstelen met de ethische kwestie van het doden van een medemens, hoezeer ze het in principe eens zijn met het verzoek. Het is begrijpelijk dat artsen nog voorzichtiger worden en zelfs afhaken.
Dementie is voor mij persoonlijk een overbodige fase die door de huidige verzorgingsstaat op abnormale wijze wordt verlengd door medische ingrepen en medicatie. Een mens is sterfelijk. Dat gegeven zouden we dankbaar moeten omarmen in plaats van ons te laten wijsmaken dat verlenging van het leven tegen elke prijs en tegen beter weten in het doel moet zijn. Ik pleit ervoor om in eigen regie voor een waardige en zachte dood te kunnen kiezen voordat het stadium van wilsonbekwaamheid is bereikt. Echter, zolang de politiek omwille van de verkrijging van een (zeer nipte) meerderheid in de kamer de orthodoxe christelijke partijen hun zin geeft, vrees ik dat er voor de betrokkenen nog een lange en hardvochtige weg te gaan is.”